Psalms 35


Wie naar Hem opziet,
straalt van vreugde
en kan Hem met blijdschap aanzien.

1 Ik was er zo ellendig aan toe,
maar toen ik naar de Here riep,
heeft Hij naar mij geluisterd.
Hij verloste mij uit alle ellende.

2 De Engel van de Here
staat hen die ontzag voor Hem hebben, altijd bij
en verlost hen.

3 Probeer het maar,
dan zult u ontdekken hoe goed de Here is.
Gelukkig is degene die bij Hem bescherming zoekt.

4 Heb diep ontzag voor de Here, alle gelovigen!
Want wie Hem dienen,
zullen nooit gebrek lijden.

5 Zelfs sterke jonge leeuwen
komen weleens om van de honger,
maar wie de Here zoekt,
komt niets tekort.

6 Kom maar, kinderen,
en luister goed naar mij:
ik zal u leren wat het betekent
ontzag te hebben voor de Here.

7 Wie van u houdt van het leven
en wil graag gelukkig zijn?

8 Houd dan uw tong in bedwang
en laat geen leugen over uw lippen komen.

9 Keer het kwaad de rug toe
en doe wat goed is.
Probeer in vrede te leven,
streef daarnaar met heel uw hart.

10 De Here laat voortdurend
zijn oog rusten op zijn volgelingen,
zijn oren horen elk hulpgeroep.

11 Maar de Here keert Zich
tegen hen die zondigen,
van hen wil Hij niets meer weten.

12 Wanneer zijn kinderen roepen,
luistert de Here,
Hij bevrijdt hen uit elke moeilijke situatie.

13 De Here is heel dicht bij mensen met groot verdriet,
Hij helpt hen die terneergeslagen zijn.

14 Vele zorgen en problemen kunnen de gelovige treffen,
maar de Here zal altijd voor uitredding zorgen.

15 Hij beschermt zijn gebeente,
er zal geen bot worden gebroken.

16 De ongelovige zal sterven door het onheil
en wie Gods kinderen haten, zullen daarvoor boeten.

17 De Here bevrijdt zijn volgelingen
en iemand die bij Hem bescherming zoekt,
zal niet worden gestraft.

18

Een lied van David.

19 Here, als sommigen met mij argumenteren,
wilt U dan voor mij antwoorden?
Als iemand mij aanvalt,
vecht U dan voor mij terug.

20 Neem uw wapens op
en kom mij te hulp!

21 Val mijn achtervolgers aan.
Laat mij weten dat U mij zult verlossen!

22 Laat hen die mij willen doden,
voor schut staan.
Laat hen die slechte plannen tegen mij beramen,
beschaamd afdruipen.

23 Verstrooi hen als kaf in de wind,
op het moment dat uw Engel hen neerslaat.

24 Zij gaan op donkere, glibberige wegen
en de Engel van de Here achtervolgt hen daarop.

25 Want zonder aanleiding spanden zij een net voor mij
en groeven een valkuil om mij te vangen.

26 Ik hoop dat zij zonder het te merken zelf omkomen.
Dat zij in hun eigen kuil zullen vallen.

27 Ik verheug mij in de Here,
ik zing een loflied over zijn hulp en bevrijding.

28 Alles in mij juicht:
Here, wie kan U evenaren?
U bevrijdt arme en beproefde mensen
van hun onderdrukkers en berovers.
Copyright information for NldHTB